Door deze website te gebruiken stem je in met het gebruik van cookies overeenkomstig ons privacybeleid op de NMBS website. Meer informatie over de gebruikte cookies en het beheer ervan vind je in ons cookiebeleid.

2. België op het spoor (19e eeuw)

Een feestelijk begin

Op 5 mei 1835, amper een jaar na de goedkeuring van de wet, kon de spoorweg tussen de Brusselse Groendreef, waar het eerste station stond, en Mechelen worden ingewijd. Koning Leopold I kwam een kijkje nemen, maar reed niet mee met de trein. Dat vond men blijkbaar te riskant.

  • "Premier train de 1835 entre Bruxelles et Malines", A. Heinz, vermoedelijk 1885

Drie treinen met genodigden werden gesleept door stoomlocomotieven die in Engeland waren gebouwd: La Flèche, Stephenson en L’Elephant. De eerste locomotief van Belgische makelij, Le Belge, verliet op 30 december 1835 de werkplaatsen van John Cockerill in Seraing.

  • Een trein in station Kapellen

  • Aandeel van de maatschappij Chemins de fer de Chimay, 1863 – Collectie Instituut voor Fincanciële Archeologie (Mechelen)

Al 556 km ijzeren wegen in 1843

Met voortvarendheid werd het spoorwegnet uitgebouwd. Mechelen was het knooppunt. In 1837 waren Leuven en Gent aangesloten op het stelsel van ijzeren wegen. Oostende verwelkomde in 1838 de trein. Een jaar later had de kuststad al twee stations: Stad en Kaai. In het Kaaistation konden de treinreizigers overstappen op de boot naar Engeland. In 1842 kon je met de trein naar Luik, Doornik, Bergen en Manage reizen. Het Belgische staatsspoorwegnet had in 1843 al een lengte van 556 km. En in 1846 werden Brussel en Parijs de eerste twee hoofdsteden ter wereld die met elkaar verbonden werden per spoor.
Ook privébedrijven zagen brood in de spoorwegen. Vanaf 1840 begonnen verschillende binnen- en buitenlandse bedrijven eigen spoorlijnen aan te leggen en te exploiteren. In 1870 exploiteerden 39 ondernemingen 2.231 km spoorlijnen. Het net van de staat was 863 km lang.
De industrie, vooral dan in Wallonië, profiteerde volop van het nieuwe vervoermiddel. Talrijke locomotieffabrieken werden opgericht. Ze bouwden niet alleen locomotieven voor de binnenlandse markt, maar exporteerden ook wereldwijd.
Om zowel politieke als economische redenen besloot de staat vanaf 1870 om alle spoorwegconcessies in handen te krijgen. De opkoopactie leidde ertoe dat bij het begin van de Eerste Wereldoorlog 4.786 km spoorlijnen in het bezit waren van de Staatsspoorwegen. Nog slechts 275 km werd door de privébedrijven gerund. Met bijna 80.000 werknemers was het nationale spoorbedrijf de belangrijkste werkgever in België.

De tijd op het juiste spoor

Met de industrialisering in de negentiende eeuw gingen horloges en klokken gaandeweg een vast onderdeel van het dagelijkse leven uitmaken. Ook in de stations kregen ze een prominente plaats.
Dankzij de spoorwegen werden de verschillende lokale tijden (zonnetijd) geüniformeerd; dat maakte het mogelijk een duidelijke dienstregeling op te stellen. Rond 1840 namen alle stations en steden van het land de Brusselse tijd aan. In 1892 stapte België als eerste land op het Europese continent over op de internationale standaardtijd, de zogenaamde Greenwichtijd.

  • Stationsklok in Brussel-Noord

Vandaag is Train World open van 10:00 tot 17:00 (laatste toegang om 15u30).

close